O´sensei

O´sensei

Morihei Ueshiba (Japans: 植芝 盛平) is geboren in Tanabe op 14 december 1883 en overleden op 26 april 1969. Hij is de grondlegger van het Aikido.


Veelal wordt Morihei Ueshiba, Ōsensei (翁先生) genoemd, wat Japans is voor grote leraar.


Het Japanse woord Sensei betekent leraar. Het wordt als leenwoord gebruikt in de Westerse talen bij Japanse verdedigingskunsten en vechtsporten.


Maar om een Sensei te worden heb je niet alleen de zwarte band nodig, maar je moet ook examens afleggen om les te mogen geven.


Bij de formaliteiten en voordat een les in zelfverdedigingskunst wordt begonnen, wordt vaak deze zin gezegd:


Sensei ni rei!


Wat vrij vertaald betekent:


Groet de meester!


Hierop buigen de leerlingen in de richting van de Sensei.


Het kan zijn dat de Sensei een leraar in opleiding heeft, die doet dan meestal de warming up en de cooling down.


O´sensei

Uitgebreide bibliografie van grootmeester Morihei Ueshiba

Periode 1883-1902


Morihei Ueshiba werd geboren op 14 december 1883 in het dorp Nishinotani (nu gefusioneerd met de stad Tanabe) te Wakayama Prefectuur (Japan), als het vierde kind en enige zoon geboren van vader Yoroku en zijn vrouw Yuki. De jonge Ueshiba groeide op in een ietwat bevoorrechte omgeving: zijn vader was een belangrijke en welvarende boer en koopman (en van een samoerai-lijn afkomstig) en gemeenteraadslid die gedurende 22 jaar verkozen werd als lid van de dorpsraad van Nishinotani. Zijn moeder Yuki was van de Itokawa-clan, een prominente lokale familie met een lange stamboom.


Ueshiba was naar verluidt een zwak kind, die vele boeken las. Op jonge leeftijd moedigde zijn vader hem aan om aan sumoworstelen en zwemmen te doen. De behoefte om lichamelijke kracht op te doen werd nog vergroot toen de jonge Ueshiba zag hoe zijn vader soms werd aangevallen door aanhangers van een concurrerende politicus. Zo begon Ueshiba zijn opleiding aan de plaatselijke Terako, of tempelschool. Zijn schoolmeester Mitsujo Fujimoto, tevens ook priester van het Shingon-boeddhisme op de basisschool, had een grote invloed op de vroege opvoeding van Ueshiba aan de Jiz studyderu-tempel, waar hij esoterische gezangen en rituele vieringen van de sekte leerde. Zijn interesse in het boeddhisme was voldoende groot, zodat zijn moeder overwoog hem in het priesterschap in te schrijven, maar zijn vader Yoroku weigerde. Ueshiba ging vervolgens naar de Tanage lagere school en vervolgens naar de Tanabe Prefectuur middelbare School, maar verliet het formele onderwijs om in zijn vroege tienerjaren zich in te schrijven in een privé-school (Yoshida Instituut) voor boekhoudkunde.


Hier bleek hij een bijzonder bedreven student te zijn, die al na een jaar van student naar assistent-instructeur opsteeg. Ueshiba verliet deze functie snel voor een functie bij de plaatselijke belastingdienst.


Hij bekleedde deze functie enkele maanden totdat hij betrokken raakte bij een geschil tussen de regering en de lokale vissers die onder druk werden gezet door nieuwe overheidsvoorschriften en grootschalige visserijactiviteiten. Zijn betrokkenheid van de kant van de lokale vissers leidde tot zijn ontslag.


In 1901 vertrok hij, gefinancierd door zijn vader, naar Tokio. Ueshiba studeerde in zijn vroege leven verschillende gevechtsporten en begon bekend te staan om zijn fysieke kracht. Tijdens zijn sporadisch verblijf in Tokio behaalde hij onder Masakatsu Nakai zijn Gotō-ha Yagyū-ryu en van Tozawa Tokusaburōin zijn Tenjin Shin'yō-ryū jujutsu diploma.


In Tokio opende hij "Ueshiba Trading" kantoor, een kantoorboekhandel, maar keerde vanwege zijn gezondheid (ondervoeding) binnen het jaar terug naar Tanabe.


Periode 1903-1912


In december 1903 werd Ueshiba, ondanks zijn gestalte van 1m54, opgeroepen voor militaire dienst. Hij slaagde niet voor het eerste fysieke onderzoek (men moest minstens 1m57 zijn). Om dit te overwinnen, strekte hij zijn ruggengraat door zware gewichten aan zijn benen te bevestigen en zich aan boomtakken te hangen. Hij werd toegewezen aan het 61ste regiment van Wakayama (Tanabe) van het Japanse Keizerrijk, onderdeel van de Osaka 4de Divisie (37th Regiment).


In februari 1904 brak de Russisch-Japanse oorlog uit om o.a. de controle van Mantsjoerije (in het noordoosten van China en het zuidoosten van Rusland) te krijgen. Morihei was in de winter 1904 tot en met het voorjaar 1905 gelegerd aan het front in Mantsjoerije, en werd gepromoveerd tot korporaal van het 61st Wakayama-regiment.


Japanse troepen leverde, onder leiding van Marshal Iwao Oyama, een beslissende slag tussen 20 februari en 10 maart 1905, waarbij 270.000 Japanse soldaten over een front van 155 km de uiteindelijke overwinning behaalden. Op 5 september 1905 wordt het vredesverdrag van Portsmouth getekend en wordt Morihei in 1907 ontslagen uit het leger. Hij keert terug naar zijn geboorteplaats Tanabe. Morihei behaalde de rang van sergeant voor zijn vaardigheden in de strijd. Het waarom blijft controversieel: sommige bronnen spreken van militaire heldendaden van Morihei Ueshiba; officiële biografieën beweren echter dat er geen zekerheid is dat de stichter van Aikido zelfs ooit rechtstreeks heeft deelgenomen aan wapenfeiten en dat zijn beloning vanwege zijn discipline en toewijding was in zijn eenheid. Zo wordt in die periode wel regelmatig gesproken over zijn vaardigheden met wapens, in het bijzonder in Juken-Jutsu. In 1907, na zijn terugkeer uit de oorlog, kreeg hij ook een certificaat van verlichting (shingon inkyo) van zijn jeugdleraar Mitsujo Fujimoto. Naar verluidt was Ueshiba depressief terwijl hij in Tanabe woonde, vaak zijn zwaard meenemend en in de bergen verdween om te vasten en te trainen. Hij voerde ook dagelijks mizugori uit. Mizugori is een traditionele ascetische praktijk in Japan, waarbij emmers koud water over iemands hoofd en lichaam worden gegoten om zichzelf te zuiveren en dichter bij de kami te komen. Morihei studeerde verder judo bij Kiyoichi Takagi in Tanabe in 1910, nadat zijn vader een dojo had laten bouwen op het familieterrein om de training van zijn zoon aan te moedigen.


Tussen 1906 en 1910 is zijn leven slecht gedocumenteerd. Morihei Ueshiba zet zijn gezinsleven in zijn geboorteplaats Tanabe verder en zoekt naar zijn houding t.o.v. het autoritair regime van de toenmalige regering van de prefectuur Wakayama. Hier raakte hij bevriend met de schrijver en filosoof Minakata Kumagusu en raakte betrokken bij de oppositie van Minakata tegen het heiligdomconsolidatie beleid van de Meiji-regering.


Verschillende impulsieve protesten leiden tot zijn arrestatie in 1910. Morihei wordt "begeleid" door de overheid door hem verantwoordelijkheid te geven over de plattelandsontwikkeling van verschillende nederzettingen te Hokkaido, helemaal in het noorden van Japan onder barre klimaatomstandigheden (ook omdat zijn moeder, van Japanse adel, niet zou geassocieerd worden met demonstranten tegen het bewind).


In 1910 reisde Ueshiba naar Hokkaido in het gezelschap van zijn kennis Denzaburo Kurahashi, die eerder op het noordelijke eiland had gewoond. Zijn bedoeling was om een geschikte locatie voor een nieuwe nederzetting te verkennen, en hij vond die te Shirataki. Ondanks de ontberingen die hij tijdens deze reis leed (waaronder meerdere keren verdwalen in sneeuwstormen en een incident waarbij hij bijna in een ijskoude rivier verdronk), keerde Ueshiba terug naar Tanabe vol enthousiasme voor het project en begon gezinnen te werven om zich bij hem te voegen (29 maart 1912). Hij werd de leider van de Kishū Settlement Groep, een collectief van vijfentachtig pioniers die zich in het Shirataki-district wilden vestigen en als boeren wilden leven; de groep stichtte het dorp Yubetsu (later Shirataki dorp) in augustus 1912. Veel van de financiering voor dit project kwam van zijn vader. Slechte bodemgesteldheid en slecht weer leidden tot mislukte oogsten tijdens de eerste drie jaar van het project, maar de groep bleef doorzetten.


Aanvankelijk had Ueshiba weinig gelegenheid om vechtsporten te beoefenen in Hokkaido, maar hij was geobsedeerd door fysieke kracht, kapte zelf bomen en ontwortelde de stompen met zijn blote handen en hielp touwtrekken met behulp van trekpaarden. Hij bleef ook alleen mediteren in de bergen en stopte niet met zijn praktijk van het dagelijks uitvoeren van mizugori, wat in het noorden van Hokkaido in de winter extreme vormen aannam.


Morihei en zijn vrouw en tevens jeugdvriendin Hatsu Itokawa, kregen hun eerste kind, een dochter genaamd Matsuko, in 1911 op haar dertigste.


Periode 1913-1920


Tot 1915 wordt het leven van Morihei bijna volledig gedomineerd door de ontwikkeling van zijn gemeenschap en is er weinig plaats voor martial art. De dertigjarige blijft echter zeer geïnteresseerd in traditionele vechtsporten en bij een toevallig ontmoeting in februari 1915 met Sokaku Takeda, een voormalige samoerai, ervaart hij de principes van Daito Ryu (Aiki-Jujutsu).


De snelgroeiende houtindustrie gaf een impuls aan de economie van zijn nederzetting en tegen 1918 woonden er meer dan 500 gezinnen. Een brand in 1917 verwoestte echter het hele dorp, wat leidde tot het vertrek van ongeveer twintig families. Ueshiba woonde een bijeenkomst bij over de spoorwegconstructie op ongeveer 70 km afstand, maar bij het vernemen van het vuur reisde de hele afstand te voet terug. Hij werd dat jaar in de dorpsraad gekozen en nam een prominente rol in bij het leiden van de wederopbouw.


In de zomer van 1918 beviel Hatsu van hun eerste zoon, Takemori. Vanaf dan intensifiëren ook opnieuw zijn trainingen in deze gevechtskunst, naast zijn verkozen positie in de dorpsraad, om lokale problemen met betrekking tot de nederzetting op te lossen. In de winter van 1919 keert hij permanent terug naar Tanabe. De ogenschijnlijke reden hiervoor is de ernstige ziekte van zijn vader, hoewel dit niet de echte motivatie lijkt te zijn geweest. Voordat hij van de ziekte van zijn vader hoorde, had hij zijn vrouw en kinderen al teruggestuurd naar Tanabe. Hij laat zijn werk en al zijn bezittingen te Hokkaido over aan Sokaku Takeda.


Onderweg maakte hij een omweg naar Ayabe, nabij Kyoto, om Onisaburo Deguchi te bezoeken, de spirituele leider van de Ōmoto-kyō-religie. Ueshiba verbleef een aantal dagen op het Ōmoto-kyō-hoofdkwartier. Bij zijn terugkeer naar Tanabe ontdekte Ueshiba dat Yoroku op 2 januari 1920 was gestorven. Bekritiseerd door familie en vrienden omdat hij te laat was om zijn vader nog levend te zien, ging Ueshiba de bergen in met een zwaard en oefende enkele dagen solo-zwaardoefeningen; dit leidde bijna tot zijn arrestatie toen de politie op de hoogte werd gebracht van een zwaard-zwaaiende gek.


Na de ontmoeting met Onisaburo Deguchi, een grote mystieke meester van de Omoto-religie, besloot hij zich te vestigen in Ayabe (1920, samen met zijn familie en moeder) om op het terrein van Omoto te wonen en te studeren. (Dit was geen lichte beslissing, omdat elk gezinslid bezwaar maakte. Zijn vrouw en zijn moeder vroegen zich vooral af hoe het gezin zichzelf zou onderhouden en waarom de plek verlaten dat productief land was en fijne buren had? "Gaan de goden uw salaris betalen?").


Voor hem was deze ontmoeting van cruciaal belang omdat hij zich ervan bewust was dat als hij de kracht en de gevechtstechniek beheerste, zijn geestelijke energie broos en haperende was. In datzelfde jaar vroeg Deguchi Ueshiba om de vechtsportinstructeur van de groep te worden, en een dojo - de eerste van een aantal die Ueshiba moest leiden - werd gebouwd op het terrein van het centrum. Ueshiba gaf in deze periode ook les in Takeda's Daitō-ryū in het naburige Hyōgo Prefectuur. Hij ontving ook een kyōju dairi-certificaat, een onderwijsvergunning, voor het systeem van Takeda in 1922, toen Takeda hem in Ayabe bezocht. Takeda gaf hem ook een Yagyū Shinkage-ryū-(zwaard-beoefening). Ueshiba werd vervolgens een vertegenwoordiger van Daitō-ryū en toerde met Takeda als een onderwijsassistent en onderwees het systeem aan anderen.


Zijn tweede zoon, Kuniharu, werd geboren in 1920 in Ayabe, maar stierf hetzelfde jaar aan ziekte, samen met de drie-jarige eerste zoontje Takemori.


Periode 1921-1924


Takeda bezocht Ueshiba in Ayabe om instructie te geven, hoewel hij geen volgeling van Ōmoto was en niet met Deguchi kon opschieten, wat leidde tot een afkoeling van de relatie tussen hem en Ueshiba. Ueshiba bleef zijn krijgskunst onderwijzen onder de naam "Daitō-ryū Aiki-jūjutsu", in opdracht van zijn leraar. Deguchi moedigde Ueshiba echter aan om zijn eigen vechtsportstijl 'Ueshiba-ryū' te maken en stuurde veel manymoto-volgelingen om aan de dojo te studeren. Hij bracht Ueshiba ook naar de hoogste niveaus van de bureaucratie van de groep, waardoor Ueshiba zijn uitvoerend assistent werd en hem de leiding gaf over de Showa Seinenkai (Ōmoto-kyō's nationale jeugdorganisatie).


Zijn nauwe relatie met Deguchi introduceerde Ueshiba bij verschillende extreem-rechtse leden van Japan; leden van de ultranationalistische groep Sakurakai zouden vergaderingen houden in de dojo van Ueshiba, en hij ontwikkelde een vriendschap met de filosoof Shūmei Ōkawa tijdens deze periode, evenals een ontmoeting met Nisshō Inoue en Kozaburō Tachibana. Deguchi bood de diensten van Ueshiba ook aan als bodyguard voor Kingoro Hashimoto, de oprichter van Sakurakai. Het engagement van Ueshiba voor het doel van wereldvrede, benadrukt door veel biografen, moet worden gezien in het licht van deze relaties en zijn Ōmoto-kyō-overtuigingen. Zijn associatie met extreemrechts is begrijpelijk als men bedenkt dat Ōmoto-kyō's visie op wereldvrede een welwillende dictatuur was van de Japanse keizer, terwijl andere naties werden onderworpen aan de Japanse heerschappij.


Op 11 februari 1921, in een gebeurtenis die bekend staat als het eerste Ōmoto-kyō-incident, gebaseerd op geruchten van ontevreden ex-leden en beschuldigingen van spionnen van de overheid, viel de politie het hoofdkwartier binnen en arresteerde veel van de leiders, plunderden het hoofdkantoor van Oomoto-kyo en vernietigden de hoofdgebouwen op de site en arresteerden Deguchi op beschuldiging van landverraad. De dojo van Ueshiba bleef echter onbeschadigd en de volgende twee jaar werkte hij nauw samen met Deguchi, veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf, om het centrum van de groep herop te bouwen.


Zijn derde zoon Kisshomaru werd geboren in de zomer van 1921.


In 1922 sterft zijn moeder en beslist Morihei om Japan te verlaten (13 februari 1924), om met enkele discipelen van Onisaburo Deguchi in Mongolië een pacifistisch religieus communie op te stichten (op uitnodiging van gepensioneerde marinekapitein Yutaro Yano en zijn medewerkers binnen de ultra-nationalistische Black Dragon Society). De reis door China naar Mongolië was lang en zeker niet eenvoudig. Om de problemen van slechte of geen wegen te vergroten en te onderhandelen met elke opeenvolgende krijgsheer toen ze zijn territorium overstaken, werden ze vaak aangevallen door bandieten. Bij een van deze gelegenheden beweerde Ueshiba de kracht te hebben ontwikkeld om het pad van iemands bedoelingen te zien. Wanneer iemand een pistool ging afvuren, zag hij een lichtbal uit het pistool schieten net voordat de trekker werd overgehaald. Tijdens deze expeditie kreeg Ueshiba het Chinese alias Wang Shou-Gao, in het Japans weergegeven als "Moritaka" - naar verluidt was hij zeer ingenomen met deze naam en bleef het met tussenpozen gebruiken voor de rest van zijn leven. Ze faalden echter in hun poging om een religieus rijk te stichten en werden een paar maanden later gevangengenomen door de Chinese leger te Tongliao. Deguchi en Morihei ontsnapt aan het vuurpeloton na onderhandeling van de Japanse consul en keren ze terug naar Japan.


Na zijn terugkeer in Ayabe begon Ueshiba met een regime van spirituele training, zich regelmatig terugtrekkend naar de bergen of misogi in de Nachi Falls.


Periode 1925-1926


In 1925 werd Ueshiba uitgedaagd tot een duel door een marineofficier en een hooggeplaatste beoefenaar van kendo (Japanse stijl zwaardvechten). Het was in deze tijd heel gebruikelijk dat een krijgskunstenaar op deze manier werd uitgedaagd en Ueshiba werd regelmatig geconfronteerd met dergelijke uitdagingen. Na dit duel had Ueshiba echter een intense (1ste) mystieke ervaring. Ueshiba ging zijn tuin in om het zweet van het duel af te wassen en een drankje te halen. "Plots begon Morihei te beven en hij voelde zich geïmmobiliseerd. De grond onder zijn voeten begon te trillen en hij baadde met stralen van puur licht die vanuit de hemel naar beneden stroomden. Een gouden mist overspoelde zijn lichaam, waardoor zijn onbeduidende verwaandheid verdween en hijzelf nam de vorm aan van een Gouden Wezen. Morihei nam de innerlijke werking van de kosmos waar en nam verder waar dat "ik ben het universum." De barrière tussen de materiële, verborgen en goddelijke werelden stortte in; tegelijkertijd verifieerde Morihei dat het hart van budo geen twist was, maar eerder liefde, een liefde die alle dingen bevordert en beschermt."


Toen besefte hij dat het echte budo niet is om een tegenstander met geweld te verslaan, maar om vrede te bewaren in deze wereld, om de ontplooiing van alle wezens te accepteren en te bevorderen.


Vanaf 1925 verbaasde Morihei iedereen met zijn deelname aan verschillende wedstrijden (in o.a. de Keizerlijke Japanse Legeracademie) waarbij hij verscheidene shodan's in andere krijgskunsten zonder problemen versloeg. Door deze demonstraties van zijn ware "Weg van de Kami" (een mengeling van Kendo, Judo, Sumo, Karate, Jujitsu, Budo en Ki) plaatste Ueshiba zich in de belangstelling van vooraanstaande persoonlijkheden uit de politieke of militaire wereld. Ueshiba betrad de interne cirkel van Omoto-activiteiten, als Deguchi's vertrouweling en persoonlijke lijfwacht, waarbij hij veel van de kotodama (woordgeest) leringen absorbeerde.


Gedurende de jaren dertig onderwees Ueshiba zijn krijgskunst in zijn dojo in Tokio, in Takeda voor Omoto-leden; de Toyama Military Academy; de Naval Academy; de Military Staff College en de Military Politie Academie en enkele "militaire" dojo's te Manchuria, waardoor hij zeer goed verbonden bleef met zowel leiders van de burgerregering als het leger. Zijn studenten omvatten zelfs de premier, admiraal Tojo. Doch Ueshiba kreeg echter problemen met verschillende overheidsfunctionarissen die hun bezorgdheid uitten over zijn connecties met Deguchi, die een eigen militie begon te trainen en wapens begon op te slaan. Ueshiba annuleerde zijn trainingen en nam afstand van de Omoto-kyo. In 1935 viel de Japanse politie het hoofdkwartier van Omoto-kyo binnen en arresteerde alle leidende leden van de sekte, inclusief Deguchi (gevangen tot 1942).


De politieke wereld veranderde en het is van al deze ontmoetingen en technische en filosofische ervaringen die Aikido-budo zal doen ontstaan. In het najaar van 1926 werd hem gevraagd om een demonstratie van zijn kunst te geven in Tokio, in opdracht van admiraal Isamu Sankichi Takeshita; een van de toeschouwers was Yamamoto Gonnohyōe, die Ueshiba verzocht in de hoofdstad te blijven om de keizerlijke Japanse legeracademie te instrueren in zijn krijgskunst, waaronder ook Sadao Araki, de Japanse minister van Oorlog. (Vanaf 1935 echter werd terug karate onderwezen, omdat Aikido te technisch was.)


Periode 1927-1942


Bij aankomst in oktober 1927 vestigde de familie Ueshiba zich in het Shirokane-district, Tokio. Het gebouw bleek al snel te klein om het groeiende aantal aikidostudenten te huisvesten en dus verhuisden de Ueshiba's naar een groter pand, eerst in het district Mita, vervolgens in Takanawa, en uiteindelijk naar een speciaal gebouwde hal in Shinjuku. Deze laatste locatie, oorspronkelijk de Kobukan genoemd, zou uiteindelijk de Aikikai Hombu Dojo worden (april 1931).


In 1932 was de dochter Matsuko van Ueshiba getrouwd met de zwaardvechter Kiyoshi Nakakura, die werd aangenomen als erfgenaam van Ueshiba onder de naam Morihiro Ueshiba. Het huwelijk eindigde na een paar jaar en Nakakura verliet het gezin in 1937. Ueshiba wees later zijn derde zoon Kisshomaru aan als erfgenaam van zijn krijgskunst.


Het "Tweede Ōmoto-incident" gebeurde in 1935, toen Deguchi's sekte te Ayabe werd gevangengezet. Hoewel Ueshiba naar Tokio was verhuisd, had Ueshiba banden met de Ōmoto-kyō-groep behouden, doch door politieke connecties te Tokio werd Ueshiba vrijgelaten.


Vanaf 1935 kocht Ueshiba grond in Iwama in de prefectuur Ibaraki en in het begin van de jaren veertig had hij daar ongeveer 7 ha landbouwgrond verworven.


Tussen 1940 en 1942 bracht hij verschillende bezoeken aan Manchukuo (Japans bezet Manchuria) waar hij de belangrijkste vechtsportinstructeur was aan de Kenkoku University. Terwijl in Manchuria gestationeerd, ontmoette en versloeg hij de sumoworstelaar Tenryū Saburō tijdens een demonstratie.


In 1942 wordt officieel de krijgskunst van Morihei "AIKIDO" genoemd, de weg naar harmonie en liefde. In 1942, ontgoocheld door het oorlogszuchtige en politieke manoeuvreren in de hoofdstad, verliet hij Tokio en verhuisde permanent naar Iwama, zich vestigend in een klein boerenhuisje. Hier stichtte hij de Aiki Shuren Dojo, ook bekend als de Iwama dojo en de Aiki-schrijn, een toegewijde schrijn voor de "Grote Geest van Aiki". Gedurende deze tijd reisde hij veel in Japan, vooral in de Kansai-regio, waar hij zijn aikido onderwees.


Periode 1943-1948


Japan was al sinds 1931 duidelijk bezig met een expansionistische politiek en had goede relaties met nazi-Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog, waarbij het Japans Keizerlijk Leger een eigen koers had. In 1941 werd de behoefte aan grondstoffen zeer nijpend toen een wereldwijd economisch embargo werd afgekondigd tegen Japan, waarop men besloot de Amerikaanse vloot te vernietigen op 7 december 1941 (Pearl Harbor) en om dan alle Aziatische koloniën, vooral N-O China, te veroveren d.m.v. massale bloedbaden en gruweldaden die een oorlog met zich meebrengt.


Ueshiba maakte zich zorgen over het vooruitzicht op oorlog en raakte betrokken bij een aantal pogingen om het conflict te voorkomen dat uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog zou worden. Hij maakte deel uit van een groep, samen met Shūmei Ōkawa en verschillende rijke Japanse geldschieters, die probeerden een deal te sluiten met Harry Chandler om vliegtuigbrandstof uit de Verenigde Staten naar Japan te exporteren (in strijd met het olie-embargo dat momenteel van kracht is), hoewel deze poging uiteindelijk mislukte. In 1941 ondernam Ueshiba ook een geheime diplomatieke missie naar China in opdracht van prins Fumimaro Konoe. Het beoogde doel was een ontmoeting met Chiang Kai-shek om vredesbesprekingen op te zetten, maar Ueshiba kon de Chinese leider niet ontmoeten en die missie mislukte.


Japan kon echter het enorme veroverde gebied niet effectief besturen en zond daarom grote aantallen Japanse burgers naar o.a. Mantsjoerije (China) om controle te nemen, waaronder vele Aiki-bujutsu sensei's om o.a. militaire politie te trainen. Het is de moeite waard om op te merken dat O'Sensei niet onwetend kon zijn geweest van de verschrikkelijke onderdrukking die het fascistische Keizerlijk Japanse leger overal doorvoerde. Het is realistisch om te stellen dat in deze donkere geschiedenis van Japan een cruciale evolutie van Aikido door O'Sensei heeft plaatsgevonden en misschien kunnen we daarom begrijpen waarom Morihei Ueshiba vanaf 1942, en vooral na de oorlog, naar een vrediger pad van budo heeft gezocht. Niet vergetend dat hij, als overtuigende pacifist, met zijn ascetisme tussen 1924-1925 reeds in aanvaring kwam met de Japanse autoriteiten.


Half 1942 zetten de geallieerden de tegenaanval tegen Japan in. Op dat moment verandert Morihei Ueshiba de term bujutsu in een nieuwe naam Aikido, om zijn kunst te identificeren als een originele en te onderscheiden vorm van budo: "… om de wereldvrede te beschermen en om alles in de natuur in zijn juiste vorm te behouden….". Toen besefte hij dat het echte budo niet is om een tegenstander met geweld te verslaan, maar om vrede te bewaren in deze wereld, om de ontplooiing van alle wezens te accepteren en te bevorderen.


Begin augustus 1945 dwongen de Amerikanen de Japanners op de knieën door atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki te gooien. Op 2 september 1945 werd de overgave van Japan ondertekend.


De boerderij in Iwama had geen huis, dus kocht Ueshiba een boerenschuur en liet het verbouwen tot een huis voor zichzelf en zijn vrouw. Zijn omstandigheden in Iwama waren aanzienlijk anders dan die in Tokio. In Iwama was hij gewoon een andere boer. Dit beviel Ueshiba heel goed, omdat hij een leven kon leiden dat overeenkwam met zijn religieuze idealen. De dojo in Tokio liet hij in handen van zijn zoon Kisshomaru. In Iwama kon Ueshiba rusten, trainen en boeren. Hij was ook in staat om het Aiki-heiligdom te bouwen.


Japan is bezaaid met kleine heiligdommen gebouwd ter ere en verering van een van de yaoyoruzu kami - letterlijk de 'acht miljoen goden en geesten'. Deze heiligdommen kunnen zo klein zijn dat ze op een klein voetstuk langs de weg passen of zo groot als de enorme complexen in Ise en Kumano. Het Aiki-heiligdom in Iwama is klein, maar nog steeds groot genoeg om een klein buitengebouw te hebben om het kleine binnenste heiligdom te begeleiden en te bewaken waar de goden wonen. Daar zijn de 42 beschermgoden van Aikido verankerd, evenals de Grote Geest van Aiki. Hier bad Ueshiba, en in de dojo bouwde hij naast het heiligdom dat hij beoefende, zijn Aikido tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de jaren van de bezetting behouden, toen alle vechtsportpraktijken door de Amerikanen werden verboden. Buiten op het platteland, ver weg van de ogen van de autoriteiten, was Ueshiba in staat Aikido zonder onderbreking te blijven oefenen en onderwijzen.


Ondanks het verbod op het onderwijzen van vechtsporten na de Tweede Wereldoorlog, bleven Ueshiba en zijn studenten in het geheim oefenen in de Iwama dojo; de Hombu-dojo in Tokio werd in ieder geval gebruikt als een vluchtelingencentrum voor burgers die ontheemd waren door de zware bombardementen. Het was tijdens deze periode dat Ueshiba Koun Nakanishi ontmoette en bevriend raakte, een expert in Kotodama. De studie van Kotodama zou in het latere leven een van Ueshiba's passies worden, en Nakanishi's werk inspireerde Ueshiba's concept van Takemusu aiki.


In 1946, toen de Amerikanen de praktijk van alle vechtsporten in Japan verbood, werd ook de dojo van O'Sensei te Tokio gesloten. In 1948 kreeg Aikido als eerste Japanse krijgskunst de toestemming om de praktijk terug te hervatten, vanwege zijn leringen over harmonie en vrede. De technieken waren grotendeels hetzelfde, maar de intentie was veranderd. Als je kijkt naar alle sensei's van Karate, Judo, Jujutsu, ondergaat niemand een boodschap van vrede op zo'n fundamentele manier. Iedereen heeft het over stoten om uit te schakelen, schoppen om te breken en vechten om te winnen. Daarmee werd na de Tweede Wereldoorlog Aikido aan de wereld voorgesteld.


Na de oorlog trok Ueshiba zich effectief terug uit aikido. Hij delegeerde het runnen van de Hombu dojo en de Aiki Federatie aan zijn zoon Kisshomaru, en koos ervoor om veel van zijn tijd door te brengen in gebed, meditatie, kalligrafie en landbouw.


Periode 1949-1969


Het landelijke karakter van zijn nieuwe huis in Iwama stelde Ueshiba in staat zich te concentreren op de tweede grote passie van zijn leven: de landbouw. Hij was geboren in een boerenfamilie en bracht een groot deel van zijn leven door met het cultiveren van het land. Hij beschouwde de landbouw als een logische aanvulling op vechtsporten; beide waren fysiek veeleisend en vereisten een eenzijdige toewijding. Niet alleen boden zijn landbouwactiviteiten een nuttige dekking voor vechtsporttraining onder de beperkingen van de overheid, het voorzag ook voedsel voor Ueshiba, zijn studenten en andere lokale families in een tijd waarin voedseltekorten normaal waren.


Vanaf ongeveer 1950 begon Ueshiba opnieuw door Japan te reizen en les te geven. In deze tijd begon hij steeds meer de filosofische en spirituele aspecten van Aikido te benadrukken. Het is deze versie van Aikido die de meeste westerlingen kennen.


In 1955 verwelkomt men de eerste buitenlandse uchideshi's. Kisshomaru had hard met zijn vader moet vechten om zijn progressieve opvattingen te laten zegevieren en hem te overtuigen om buitenlanders te accepteren. Hoewel Morihei niet openlijk vijandig stond tegenover buitenlanders, zou zoiets niet in hem op zijn gekomen vóór 1931, vooral in de politieke omstandigheden.


Aikido begon zich internationaal te verspreiden in 1953. Leden van de Japans-Amerikaanse gemeenschap van Hawaï hadden Aikido gezien terwijl ze tijdens de bezetting in Japan waren gestationeerd, en verzochten de Aikikai om een instructeur naar Hawaii te sturen om les te geven. Vervolgens werd hoofdinstructeur aan de Hombu (hoofdkwartier) Dojo, Tohei Koichi, voor een aantal maanden naar Hawaï gestuurd om les te geven.


Kisshomaru beseft dat hij de promotie van de kunst van zijn vader moet intensiveren als hij een kritische massa studenten wil bereiken die het voortbestaan van de discipline zal garanderen. Hij besluit openbare demonstraties te organiseren. Ook dit moet worden uitgevochten met zijn vader, want tot die tijd heeft alleen de laatste de taak om aikido te demonstreren aan kleine groepen uitgekozen individuen.


Deze eerste openbare aikido-demonstratie vindt plaats in 1956 op het dak van het winkelcentrum Takashimaya in Nihonbashi.


Ueshiba reisde naar Hawai in 1961. Wanneer Ueshiba op de tatami stapt, is het vaak onaangekondigd en vooral om te praten over zijn filosofie. Toen er al een aantal ervaren aikidoka's (Aikido-beoefenaars) met zwarte gordels in Hawaï waren. Sommigen van hen verhuisden begin jaren zestig naar Californië en begonnen daar Aikido te onderwijzen. Tohei Koichi was op dat moment het enige contact met Aikido voor de Amerikanen. (Ueshiba was gewoon een "verre" legende). Technisch gezien was wat Tohei leerde hetzelfde als wat Ueshiba onderwees, maar Tohei had echter een andere nadruk. Waar Ueshiba de nadruk legde op de harmonie, het ai-gedeelte van Aikido, lag Tohei's nadruk op de ki.


Vanaf 1961 moedigt Kisshomaru ook zijn eigen studenten aan om naar het buitenland te gaan om Aikido te vestigen als officiële vertegenwoordigers van de Hombu Dojo (Tohei Koichi; Tada Hiroshi; Yamaguchi Seigo; Noro Masamichi; Tamura Nobuyoshi; Yamada Yoshimitsu; Asai Katsuaki; Chiba Kazuo en vele anderen). Merk op dat degenen die aikido officieel in het buitenland verspreiden studenten zijn die voornamelijk zijn gevormd onder Ueshiba Kisshomaru in Tokio.


Pas in 1963 begint Kisshomaru, als 43-jarige, zelf te reizen. Zijn eerste officiële reis leidt hem naar Hawai, Los Angeles en San Francisco.


In 1969 werd Ueshiba ziek. Hij leidde zijn laatste trainingssessie op 10 maart en werd naar het ziekenhuis gebracht waar de diagnose leverkanker werd gesteld.


Hij stierf plotseling op 86-jarige leeftijd, op 26 april 1969. Zijn lichaam werd begraven in Kōzan-ji en kreeg de postume boeddhistische titel "Aiki-in Moritake En'yū Daidōshi".


Twee maanden later stierf ook zijn vrouw Hatsu (1881–1969).